De Vereniging Van TafeltennisTrainers (VVTT) is de belangenvereniging van en voor de Nederlandse tafeltennistrainer. Zij behartigt hun belangen, waarbij zij met name streeft naar vergroting van de kennis en vaardigheden. De  VVTT is op 18 juni 1988 opgericht.

Dagboek cursisten trainer-4

In een serie artikelen schrijven Martijn Spithoven, Thomas Groenevelt en Bert Olofsen maandelijks over hun belevenissen tijdens de door NOC*NSF opgezette cursus trainer-4. Deel 2 is van de hand van Thomas Groenevelt.

Bij Actief Eelde heb ik mijn eerste ‘tafeltennisstappen’ gezet. Ik ben daar niet alleen competitie gaan spelen, maar ook al op vijftienjarige leeftijd mijn eerste jeugdtraining. Het jeugdtraining gaan geven begon mij steeds meer te boeien. De overstap naar Appelscha volgde een paar jaar later met een toenemende interesse als gevolg: ik ging mee naar vele toernooien in binnen- en buitenland. Het diploma Tafeltennistrainer-3 volgde ook in deze periode.

Voor Appelscha en de studenten van Idéfix geef ik nu training; in het verleden verzorgde ik ook trainingen voor de Pré-LOOT-school. Momenteel volg ik de naar eigen zeggen bijzonder interessante en nieuwe opleiding Tafeltennistrainer-4 waarbij Terry Schaffers mijn begeleider is. Buiten de tafeltenniswereld om studeer ik Geschiedenis in Groningen en ben ik verder werkzaam als studiebegeleider in Haren. Mijn hobby’s zijn vooral sportief (fietsen, skeeleren) en muzikaal – in een breed perspectief – (‘oudere muziek’) van aard.

Talentherkenning

Onze laatste les ging over talentherkenning. Adriaan van Bergen, werkzaam bij Landstede Basketbal, ving met zijn presentatie al snel mijn bijzondere aandacht door te zeggen dat talentherkenning per definitie niet bestaat. Hij zei: “een talent herken je niet, maar zie je pas op de langere termijn” en “een talent houdt vol, is zelfregulerend, veranderingsbereid en heeft een oplossend vermogen”. Knal, boem en raak. Ik was het roerend eens met die gedachte en wil mijn ideeën graag eens met jullie delen.

Elke trainer kent vast het probleem met zijn of haar ogenschijnlijk meest getalenteerde speler die het aan hard willen werken totaal ontbeert. Talent is voor enkelen een trampoline, maar voor bijna iedereen een valkuil. Het is dus niet de moeite waard om ook als sportbond vooral op die ‘momenttalenten’ in te zetten. Zou het niet beter zijn om in te zetten op een grote groep sporters, ervan uitgaande dat die sporters zich stuk voor stuk – fysiek gezien – anders ontwikkelen? Ik ben meer en meer voorstander van grotere groepen, de verschillen in niveau dan maar ten spijt. Laatst gaf ik meerballentraining aan mijn pupil. Zijn vriendje liet ik eens meetrainen. Die pupil van mij deed ongelooflijk zijn best en had plezier voor twee. Ik moet bekennen dat ik er zelfs meer plezier in kreeg. Het spelen met meer spelers kan iedereen beïnvloeden om er meer voor te gaan.

Al langere tijd heb ik het idee dat talentherkenning van de Nederlandse tafeltennisbond misplaatst is. Bij de Dag van het talent worden fysieke testen gedaan en wedstrijden gespeeld om een mogelijk talent te herkennen. Ik heb moeite met die methodiek, omdat het fysiek testen van een achtjarige jongen een momentopname is en over de lange termijn niets zegt. En hoe wordt iets als doorzettingsvermogen in kaart gebracht tijdens wedstrijdjes waarin de een al wat langer speelt en met een vervelende opslag alles wint? En dan de ‘beloning’. Ben je eenmaal gescreend, dan mag je deelnemen aan een regionale bondstraining. Het kind zal het fantastisch vinden: spelen met leeftijdsgenoten. Ik heb echter vooral met het arme kind te doen. Het is nu nog maar de vraag is of zijn vaardigheden zich verantwoord zullen ontwikkelen richting topsport, omdat de afdeling over die training gaat en niet de bond. Clubbestuurders, die in meerderheid actief waren (en zijn) voor verenigingen waarin (g)één of een technisch slopende training de norm is, mochten vorig jaar de knoop doorhakken om de regionale bondstraining van ‘mijn’ afdeling Noord te schrappen. Wat een anarchie.

Talentherkenning is gedoemd te mislukken als er geen goed vervolg bestaat. De regionale talentcentra komen nauwelijks van de grond met allemaal voorwaarden voor een ‘talent’. Ik snap die regelgeving niet: de gemiddelde toptafeltennisser ‘piekt’ pas rond zijn dertigste, dus laten we ons vooral niet opjagen door een omgeving die successen eist. Het najagen van successen door spelers op jonge leeftijd lijkt mij als trainer een middel, maar zeker geen doel. Laten we vooral stoppen met talentherkenning en inzetten op talentontwikkeling. Het is een tantaluskwelling om te wachten op een goede structuur met de regionale bondstrainingen. Wat willen we met talenten? Ik zou willen aanbevelen om het doel van de huidige talentherkenning van de Nederlandse tafeltennisbond opnieuw ter discussie te stellen.

Ik geef het toetsenbord door aan …… Bert Olofsen