De Vereniging Van TafeltennisTrainers (VVTT) is de belangenvereniging van en voor de Nederlandse tafeltennistrainer. Zij behartigt hun belangen, waarbij zij met name streeft naar vergroting van de kennis en vaardigheden. De  VVTT is op 18 juni 1988 opgericht.

Training aan Beginners

Door: Marion Claessen (VISIE 61)
 
In de vorige VISIE is een training gepresenteerd voor de meer gevorderde spelers. Dit keer is Marion Claessen, trainer-A, gevraagd om een drietal trainingen te presenteren die zij onlangs heeft gegeven. Geen gedachtekronkels, maar trainingen uit de praktijk. Het is opvallend hoe zij met eenvoudige hulpmiddelen de kinderen de eerste beginselen bijbrengt. Uit ervaring weten wij dat er steeds opnieuw kinderen moeiteloos doorstromen naar de meer gevorderde groepen. Tafeltennisvereniging ATC uit Nijmegen is er blij mee.
 
De afgelopen twee jaar heb ik met veel enthousiasme aan één van de beginnersgroepen van ATC Nijmegen training gegeven. Deze groep bestaat op dit moment uit kinderen in de leeftijdscategorie van acht tot dertien jaar. De spelers zijn een half tot één jaar lid van de club en trainen één keer in de week. Ze hebben kennisgemaakt met forehandtopspin/-opening, backhandschuiven (backspin), backhand- en forehandcontra en backhandblok. Bij ATC wordt uitgegaan van forehand georiënteerd spel. Jong geleerd is oud gedaan, dus al bij de beginnersgroepen wordt hier nadruk op gelegd. Bij het aanleren van de service is dan ook gekozen voor de forehandservice. Onderstaande trainingen zijn een greep uit een serie trainingen die ik de afgelopen weken heb gegeven, met als doel het stimuleren van beweging en het aanleren van een forehand gericht speltype. De oefeningen zijn beschreven voor rechtshandige spelers. De duur van de trainingen bedraagt 60 minuten.
 

Training 1 – Accent op het ervaren van het effect

Warming-up: 10 minuten
Naast spelvormen ervaren spelers ook andere vormen van een warming up. Dit meer als een kennismaking voor de toekomstige trainingen. De spelers lopen gezamenlijk vier rondes. De eerste twee in rustige looppas, de tweede wordt geschaatst en de laatste ronde wordt om en om zijwaarts bewogen. Na iedere ronde wordt even gekeken of de opdracht is gelukt. Vervolgens worden de volgende balgewenningsoefeningen uitgevoerd.

  • De spelers proberen de bal in een laag tempo hoog te houden.
  • De spelers proberen de bal in een hoog tempo hoog te houden.
  • De spelers wisselen in tempo.
  • De hoge bal wordt over het lichaam heen gespeeld waarna na een halve draai de bal weer wordt opgevangen met het bat.
  • De spelers proberen effect aan de bal te geven (controle effect na stuit op grond).
  • De spelers proberen vanaf enkele meters afstand van de muur een bal met zodanig effect te spelen dat hij voor de muur terug- of opzij rolt.
Oefening 1: 10 minuten inclusief uitleg
Voor iedere tafel is er een eierdoos met tien ballen. Speler A speelt een   forehandservice waarbij wordt geprobeerd om draaiing aan de bal te geven (backspin/zijspin). Speler B vangt de bal op nadat de bal op de grond is gestuiterd en constateert met welk effect de bal is toegespeeld. Hierbij wordt zowel naar de beweging van speler A gekeken, als naar de eventuele verandering van de baan van de bal na de stuit. De bal wordt rechts van het lichaam met twee handen gevangen om de draaiing van de romp te oefenen.
Speler B verzamelt de ballen in een tweede eierdoos. Na tien ballen wordt er gewisseld van rol.
 
Oefening 2: 7 minuten
Met behulp van touwtjes wordt iedere tafelhelft verdeeld in twee vlakken: tweederde van de tafel vormt de forehandzijde. In deze oefening wordt forehandcontra gespeeld in en tussen de vakken rechts van de touwen. Er wordt uitgelegd dat tijdens wedstrijden over het grootste gedeelte van de tafel forehand wordt gespeeld. Nadat de spelers de kans hebben gekregen om de opdracht te oefenen wordt geteld hoe vaak binnen een minuut in het juiste vak kan worden gespeeld.
 
Oefening 3: 7 minuten
Op de backhandzijde wordt een grote krantenpagina neergelegd. De spelers spelen met backhand backspin, waarbij ze mikken op de krant. Als een krant wordt geraakt wordt hij dubbelgevouwen. Zo wordt het steeds lastiger om de krant te raken, en wordt de moeilijkheidsgraad van het mikken aangepast aan het niveau van de speler. Bovendien is het voor de spelers een grote uitdaging om een zo klein mogelijke krant over te houden. Wijs de spelers er op dat ook na het dubbelvouwen van de krant de pagina duidelijk in de backhandhoek wordt teruggelegd, om te voorkomen dat spelers vanuit het midden gaan schuiven.
 
Oefening 4: 10 minuten
In de forehandhoek (tweederde van de tafel) van speler B staan bekertjes opgesteld. Speler A speelt een forehandservice vanuit de backhandhoek met zijspin/backspin richting backhandhoek. Speler B schuift de bal richting forehandvlak terug waarop speler A een FH aanval speelt, waarbij hij mikt op de bekertjes. Als er zoveel topspinslagen zijn gespeeld als er bekertjes op tafel staan wordt er gewisseld van kant.
 
Eindspel: 10 minuten
De spelers krijgen voor iedere wedstrijd een willekeurige speelkaart met de waarde twee, drie, vier of vijf. De spelers moeten het aantal punten scoren dat aangegeven staat op de kaart. Bij de kaarten horen opdrachten. Hoe lager het aantal te scoren punten, des te moeilijker is de opdracht. Bij de nummers horen de volgende opdrachten:
2 = spelen met de andere hand dan de speelhand
3 = je kan alleen een punt scoren als de tegenstander de bal niet raakt
4 = speel alles met de forehand
5 = je kan alleen punten scoren met de forehand.
Er wordt gespeeld met een rouleersysteem. Bij een even aantal spelers beginnen twee spelers op de bank. Zij wisselen met de eerste twee spelers die hun wedstrijd verliezen. De winnaars blijven bij de tafel. Na iedere wedstrijd wordt door alle spelers een nieuwe kaart gehaald.

 

Training 2 – Accent op forehand parallel

Warming-up: 10 minuten
Lijnentikkertje
De spelers mogen zich alleen voortbewegen op de gekleurde lijnen op de vloer van de gymzaal. Ook de tikker mag zich niet buiten de lijnen begeven. De tikker wordt aangesteld door de trainer. De trainer wijst regelmatig een nieuwe tikker aan. Er kan ook voor worden gekozen af te wisselen tussen verschillende aantallen tikkers. Als een speler is getikt moet hij even uitrusten op de bank. Zodra een tweede speler is getikt doet de eerste speler weer mee. De manier van voortbewegen verschilt per ronde.
Bijvoorbeeld:
1e ronde: snelwandelen
2e ronde: zijwaarts bewegen
3e ronde: afwisselend links en rechts van de lijn springen
4e ronde: looppas
5e ronde: de tikker beslist hoe de spelers zich moeten voortbewegen
Vervolgens worden balgewenningsoefeningen met twee ballen uitgevoerd.

  1. De spelers houden één bal liggend op het bat, terwijl ze met de andere hand een bal op de grond stuiten. Deze oefening wordt herhaald met het bat in de andere hand dan de speelhand.
  2. Zoals 1, bal laten stuiten op bat.
  3. Zoals 2, bal omhoog gooien.
  4. Twee ballen tegelijk van de grond houden met behulp van een bat, eventueel met stuit op de grond.
Oefening 1: 2 x 5 minuten
De spelers worden uitgedaagd om een zo lang mogelijke rally te spelen, waarbij alleen parallel wordt gespeeld. De tafel is met behulp van touwtjes opgedeeld in twee vakken, waarbij het forehandvlak tweederde van de tafel omvat. Komt de bal buiten de twee vakken, dan wordt opnieuw begonnen met tellen.
  
Oefening 2: 5 minuten
Als voorbereiding op het spelen van de vlinder wordt het zijwaarts bewegen getraind. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de lijnen die op de vloer staan getekend in een gymzaal of kunnen lijnen worden gemaakt met behulp van tape. De spelers tikken in series van tien seconden zo vaak mogelijk buiten de lijnen de grond aan. Op deze manier worden drie series uitgevoerd. Voor de laatste twee series staan de spelers midden achter de tafel. Vanuit deze positie kiest speler A een kant en tikt daar naast de lijn de grond aan.      
Speler B volgt het voorbeeld zo snel mogelijk. Nadat de startpositie weer is aangenomen kiest speler A opnieuw voor een kant. Na tien seconden worden de rollen omgedraaid.
 

 

Oefening 3: 2 x 7 minuten
Spelen van de vlindervorm. Speler A speelt de parallelle lijnen.
 
Oefening 4: 2 x 7 minuten

 

Speler A speelt een forehandservice met backspin/zijspin richting backhandhoek. Speler B schuift de bal parallel terug. Speler A speelt een forehandtopspinopening naar backhand of forehandhoek. Zowel in de backhand- als in de forehandhoek staan bekertjes opgesteld, maar door in de backhandhoek meer bekertjes te plaatsen (en de raakkans groter te maken) wordt de speler uitgedaagd om voor de parallelle bal te kiezen.
 
Eindspel: paniekrally – 5 minuten
De spelers staan rond de tafel opgesteld.

  • Aan iedere kant van de tafel is één bat.
  • Het bat moet na iedere slag worden doorgegeven aan de volgende speler.
  • De spelers bewegen zich als bij het spel ‘rond-de-tafel’.
  • Wat is de langste rally?
  • Eventueel de looprichting veranderen.

Training 3 – Accent op variatie plaatsing forehandaanval

Warming-up: 10 minuten
De spelers verspreiden zich met bat en bal door de zaal. Ze krijgen de opdracht zich voort te bewegen door de zaal. De eerste ronde wordt de bal op het bat stilgelegd. Het is de bedoeling dat de bal niet van het bat valt. Eén speler heeft een zachte bal en mag de andere spelers hinderen door met de bal naar de spelers te gooien. De ‘plaaggeest’ mag lopen met de bal maar heeft de restrictie dat hij de spelers niet mag aanraken. Na iedere ronde wordt de stand opgemaakt (‘wie heeft er minder dan 10 keer de bal laten vallen’ en vervolgens wordt de grens verlaagd). De tweede ronde moet de bal stuiten op het bat en de derde ronde wordt om en om backhand en forehand gespeeld. Zo kunnen talloze variaties worden bedacht.
 
Oefening 1: 2 x 5 minuten
Speler A speelt forehandtopspin via een stuit op de grond. Speler B blokt de bal over de gehele tafel. Op deze manier staat speler A ver van tafel waardoor hij grote afstanden moeten afleggen. Bovendien moet de speler diep door de knieën zakken en wordt hij gedwongen de speelarm te laten zakken voor de topspin. Het spel wordt door de extra stuit zodanig vertraagd dat de opdracht voor een beginner uitvoerbaar is.
 
Oefening 2: 5 minuten
Vrij inspelen. De tafel is met behulp van touwtjes weer in twee vlakken verdeeld, waarbij het rechter vlak tweederde van de tafel vormt. Op het dit vlak mag alleen forehand worden gespeeld.
 
Oefening 3: 2 x 5 minuten
De spelers spelen de V-vorm vanuit de forehand. De eerste minuten wordt contra gespeeld. Daarna mag speler A forehandtopspin spelen. In plaats van een touwtje kan op de tafelhelft van speler B ook een rijtje bekertjes worden neergezet. De uitdaging is dan om zo te spelen dat de bekertjes niet worden geraakt.
 
Oefening 4: 2 x 5 minuten
Met de touwtjes worden twee cirkels gevormd. Speler A speelt een forehandservice binnen de cirkel. Speler B schuift de bal richting de andere cirkel. Speler A speelt een forehandtopspinopening waarbij in richting mag worden gevarieerd.
 
Oefening 5: 10 minuten
Koningsspel met verplicht forehandservice en eerste bal forehandaanval.
 
Eindspel: tafelrace – 5 minuten

  • De tafels worden dicht tegen elkaar aan geschoven.
  • De spelers proberen in duo’s de bal naar de laatste tafel te spelen waarbij iedere tafel wordt aangedaan.
  • Eventueel uitdaging: heen én weer.
 
Ik maak in mijn trainingen veel gebruik van materialen, zowel als hulpmiddel om mijn doel te bereiken, als om de training voor de jonge spelers aantrekkelijk te maken. Bovenstaande variaties zijn slechts een kleine greep uit de oneindige mogelijkheden om met materialen te variëren. In één van de komende trainingen daag ik de spelers uit om zelf met het materiaal een oefening op te zetten. Dat levert altijd weer verrassende situaties op!