De Vereniging Van TafeltennisTrainers (VVTT) is de belangenvereniging van en voor de Nederlandse tafeltennistrainer. Zij behartigt hun belangen, waarbij zij met name streeft naar vergroting van de kennis en vaardigheden. De  VVTT is op 18 juni 1988 opgericht.

Techniek van de Slagen: FOREHAND TOPSPINOPENING

Door: Bob Lijesen en Theo Rieken (Visie 60)

Enige tijd geleden koos de NTTB voor haar cursuswerk voor het uitbrengen van het boek “Tafeltennisleerplan deel 1”. Een vertaling van het cursusboek van de Duitse Tafeltennisbond. Een goed gedocumenteerd werk en geschikt voor de basisopleidingen binnen de NTTB.  Daarvóór heeft Bob Lijesen op verzoek van het toenmalige Hoofd Kadervorming en Sportontwikkeling Theo Rieken voor het cursuswerk van de NTTB de slagen beschreven. Er is hierbij ingegaan op zowel de mechanische als de kinesiologische of, als je wilt, de biomechanische aspecten van de slagtechnieken. De redactie is van mening dat deze kennis niet verloren mag gaan. We hebben aan beiden gevraagd of zij in een reeks van artikelen dit veel tijd gevraagd hebbende werk aan de lezers van VISIE willen presenteren. Wij zijn er van overtuigd dat deze achtergrondkennis van de slagen onze kennis zal verhogen.

We zijn bijzonder verheugd dat we dat we in staat worden gesteld om onze mening te mogen geven over de verschillende slagtechnieken. We realiseren ons dat het artikel niet allemaal nieuwe elementen bevat, maar de omschrijving is gedetailleerder dan in welk boek dat tot nu toe op de markt is gebracht. We hopen hiermee een bijdrage te leveren en verwachten dat de spelers elkaar technisch nog beter onderlegd achter de tafel kunnen bevechten.

In de behandeling van de slagen is een driedeling gemaakt:

  1. Aanvallende slagen
  2. Blokslagen
  3. Verdedigende slagen

 

In de komende VISIES behandelen we één of twee slagen, maar voordat we de slagen beschrijven, gaan we kort in op wat we moeten weten om de omschrijving van de slagen te kunnen begrijpen. Misschien voor een aantal bekende stof, maar ook een opfrissing is nooit weg.

Bij de beschrijving van de techniek van de slagen gaan we uit van principes die de wetenschap ons aanlevert. Met andere woorden: van de mogelijkheden die het menselijk lichaam ons biedt. We gaan niet uit van de stijl van de wereldkampioenen. Voormalige en de recente nummers één van de wereld spelen allen anders.

Als we de Olympisch kampioen (Ryu) zouden kopiëren dan moeten de trainers hun spelers aanleren met gestrekte arm de forehand topspinopening te laten slaan. Waldner verbruikt veel minder energie door zijn onderarm te buigen, en ontwikkelt daarmee wellicht net zo veel of meer batsnelheid. De gemiddelde trainer moet uitgaan van wat het meest efficiënt is voor de normale speler; dus niet van het supertalent en niet van de  ‘kruk’ (excusez le mot). Voor elk van zijn spelers moet hij het individuele optimale niveau nastreven en dat is niet het niveau van de wereldkampioen.

Wij denken dat we met de beschrijving een goed hulpmiddel geven om de techniek aan te leren of te verbeteren. Bij beschrijving gaan we uit van rechtshandige spelers.

MECHANICA EN BIOMECHANICA
In de natuurkunde kennen we het onderdeel mechanica. In dit onderdeel komen verschillende begrippen aan de orde: bewegingsbaan, afgelegde weg, snelheid, versnelling, vertraging, impuls, kracht, energie, enz. We gebruiken hier de termen mechanica en biomechanica. Wat we hieronder verstaan, wordt hierna nader uitgelegd.

MECHANICA
De term mechanica is misschien niet helemaal juist gekozen, omdat in de natuurkunde alle onderdelen hieronder vallen die we bespreken. Het is echter in het tafeltennis een alom bekende term. Als we even niet kijken naar de speler en zijn bewegingen dan geeft de mechanica het antwoord op de volgende vraag: welke snelheid moet het bat hebben op het moment van raken, en hoe is de batstand op dat moment om de gewenste hoeveelheid snelheid en spin te kunnen verkrijgen? Van belang bij de omschrijving van de slagen is dan ook:

  1. De batstand
  2. De snelheid en de spin van de aankomende bal op het moment van raken (* Zie hierna voor nader uitleg)
  3. De richting van de snelheid van het bat op het moment van raken
  4. De grootte van de snelheid van het bat op het moment van raken

*)De snelheid en de spin van de aankomende bal op het moment van raken

 

De aankomende bal is door de tegenstander geslagen, en dus een gegeven. Bij een ander moment van raken (vroeger, later) is de snelheid en de spin van de aankomende bal ook anders. Door het moment van raken te variëren beïnvloed je als het ware:

  • de richting van de snelheid van de aankomende bal naar boven (naar boven, horizontaal op het hoogste punt, naar beneden) en
  • de grootte van de snelheid van de aankomende bal (later: minder snelheid)
  • de hoeveelheid spin van de aankomende  bal (later: minder spin).

 

Voor de omschrijving van een slag moeten we de twee bovenste grootheden aannemen. Verandering heeft invloed op de uit te voeren slagtechniek en als gevolg hiervan op de omschrijving van de slag. Interessant, maar hierop ingaan betekent een andere aanpak. Het is een thema dat na de omschrijvingen van de slagen aan bod zou moeten komen.

VARIATIES
Het is eveneens niet mogelijk om bij de omschrijving van de slagtechnieken in te gaan op het spelen van variaties. Gelijk als hierboven betekent dit een heel andere aanpak. Niettemin geven we hier aan dat, mechanische gezien, er vier mogelijkheden zijn om te variëren:

  1. Verandering van batstand; meer open of gesloten;
  2. De keuze van het moment van raken: vroeger of later;
  3. Verandering in de richting: meer of minder naar boven, naar voren of naar beneden;
  4. Variatie in de grootte van de batsnelheid: sneller (hard) en langzamer (zacht).

 

Om vast te kunnen stellen hoe de batsnelheid op het moment van raken tot stand komt, kijken we naar de speler. De biomechanica geeft hierop een antwoord.

BIOMECHANICA
Biomechanica houdt zich bezig met het omschrijven van menselijke houdingen en bewegingen en de invloed hiervan op het doel dat moet worden bereikt. Bij het beschrijven van een slag gaat het er om hoe we de gewenste batsnelheid kunnen bereiken. We komen dan tot de volgende algemene voorwaarden bij het beschrijven van een slag.

Batgreep
Uitgangspunt is de normale shake handgrip. Bij een andere afwijkende batgreep treden er, door een veranderde batstand, compensatiebewegingen op. Bijvoorbeeld bij de:

  • forehandgrip: er zit ruimte tussen de wijsvinger en de batbekleding
  • backhandgrip: duim ligt min of meer op één zijde van het bat

 

Deze twee laatste batgrepen worden dan ook niet aangeraden voor beginners. Voor gevorderden kan het zinvol zijn de batgreep aan te passen of te wisselen tijdens het spelen.

Lichaamshouding
Bij de lichaamshouding spelen vier factoren een rol:

  1. Het zwaartepunt van het lichaam.
    De projectie van het zwaartepunt van het lichaam is gelegen tussen de voorvoeten en iets naar voren. Het gewicht rust op de voorvoeten (ballen van de voet). We spreken dan van een goede lichaamsbalans.
  2. De knieën zijn licht gebogen, bij een aanvaller meer dan bij een verdediger.
  3. Het bovenlichaam is licht voorovergebogen, dus niet: opzij of met bolle rug of met de neus te veel op te tafel (te veel voorover gebogen).
  4. De elleboog ca. 10-15 cm van de heup verwijderd.

 

Voetenstand
Wanneer we meer snelheid naar voren willen geven, wordt de linkervoet bij de forehandslagen meer naar voren worden geplaatst.

Een uitzondering wordt gemaakt bij het flippen of schuiven op een  kort geplaatste bal achter het net. Dan staat de rechtervoet voor, omdat anders de bal niet goed kan worden bereikt.

In de forehandpositie staan de voeten meestal onder een kleine hoek: linkervoet recht naar voren en rechtervoet iets naar buiten gedraaid. Voor de backhandslagen geldt natuurlijk hetzelfde, maar dan lichtelijk gespiegeld.

Uitgangspositie
Bij de omschrijving van de slag gaan we uit van de uitgangspositie. Hierin is opgesloten de lichaamshouding, de voetenstand en de plaats van waaruit wordt gespeeld bij het begin van de slagbeweging.

Vrije arm en eindfase van de beweging
Op beide aspecten gaan we bij de omschrijving van de slagbeweging niet in. In het algemeen kunnen we hiervan zeggen dat de vrije arm zorgdraagt voor de balans en meebeweegt met de draaiing van het lichaam (ondersteunt de draaiing). Bij de forehandslagen kan hij mede zorgen voor een meer explosieve beweging.
De eindfase (komt) vloeit voort uit de beweging tijdens de slagfase. In de slagfase is het einde van de beweging aangegeven. Hieraan moeten we houden. Te veel doordraaien zorgt voor een te grote onbalans. Dit beïnvloedt het zo snel mogelijk terugkomen in balans nadelig en bijgevolg de voorbereiding op de volgende slag.

PSYCHOLOGIE
De psychologie houdt zich onder meer bezig met waarnemen, reageren, anticiperen, aandacht, spanningsniveau, denken, aanleren. Allemaal relevante onderwerpen bij het uitvoeren van een optimale techniek. Het spanningsniveau beïnvloedt bijvoorbeeld de maximale batsnelheid, maar ook de waarneming of de keuze van de slagen. Bij de beschrijving van de techniek gaan we voorlopig uit van een optimaal spanningsniveau en een correcte waarneming. In dit geval wordt de mentale toestand van een speler er niet bijgehaald. Dat gebeurt wel bij het maken van een verbeteringsanalyse en bij het corrigeren.

COÖRDINATIE EN TIMING
We willen kort nog iets kwijt over de batsnelheid. Zoals al is aangegeven is het van wezenlijk belang dat de juiste batsnelheid op het moment van raken wordt bereikt. Er zijn verschillende manieren om tot een bepaalde batsnelheid te komen. Dat is afhankelijk van de fysieke mogelijkheden (of tekortkomingen) van de speler. Er kan worden gekeken naar alle bewegingen die een bijdrage kunnen leveren aan die batsnelheid, in positieve dan wel negatieve zin: coördinatie en timing.
Als alle bewegingen (kinetische ketting) ten opzichte van elkaar niet op het juiste moment plaatsvinden, zal de resulterende batsnelheid geringer zijn. De coördinatie is dan niet optimaal. Wanneer de bewegingen te vroeg of te laat worden ingezet, zal dat inhouden dat de batsnelheid op het moment van raken kleiner is dan de maximale batsnelheid die tijdens de slag kan worden gehaald. Bij een te vroege inzet raak je de bal terwijl de batsnelheid al aan het afnemen is; bij een te late inzet neemt de batsnelheid nog toe. De timing is dan niet optimaal.

TERMINOLOGIE
Bij de beschrijving van de slagen is er vaak sprake van een wisselend gebruik van termen. Vaak wordt hetzelfde bedoeld, maar door een andere terminologie te gebruiken, ontstaan er soms ogenschijnlijke verschillen van mening. Dat is jammer en daarom voor de duidelijkheid:

Batstand
Open  bat:   de kant waarmee de bal wordt geraakt wijst naar boven
Dicht  of gesloten bat:  de kant waarmee de bal wordt geraakt wijst naar beneden
Verticaal  bat:   tussen open en dicht in.

Balsnelheid
In de volksmond is een hard geslagen bal een bal met veel snelheid. Bij de omschrijvingen van de slagen wordt dat laatste gebezigd, omdat dat mechanisch correcter is. De snelheid van de bal in de richting waarin de bal vertrekt, de grootte van de snelheid (bijvoorbeeld 20 km/uur) en de spin bepalen uitsluitend de baan  van de bal.

Moment van raken
Met de keuze van de afstand tot tafel  beïnvloed je het moment van raken : voor (vhp), op (ohp) of na (nhp) het hoogste punt. Wanneer de afstand tot de tafel groter of kleiner wordt, heeft de bal als gevolg van de luchtweerstand respectievelijk een lagere of een hogere snelheid of meer of minder spin op het moment van raken. Bovendien is de richting van de balsnelheid op het moment van raken verschillend.

Vroeg en laat nemen is evenzeer een beetje verwarrende terminologie. We zeggen: “je neemt die bal te laat”. Dan kan je bedoelen dat de afstand tot de tafel te groot was: de bal was al te veel gedaald. Je zou ook kunnen menen dat je de slagbeweging te laat hebt ingezet, bijvoorbeeld omdat de speler te dicht bij tafel stond: de bal was er al voordat hij kon reageren. Bij dit laatste is er sprake van een verkeerde timing. Bij het eerste een verkeerde keuze van moment van raken. Een onderscheid moet dus worden gemaakt tussen een te vroeg of het te laat inzetten van de beweging en een te vroeg of te laat moment van raken

Uitgangspositie – uitgangshouding – basishouding
Bij biomechanische aspecten van de tafeltennistechniek is al gesproken over de uitgangspositie. Hierin is opgesloten de lichaamshouding, de voetenstand en de plaats van waaruit wordt gespeeld bij het begin van de slagbeweging. De termen uitgangshouding en basishouding worden niet gebruikt. Bij de omschrijving van de slag gaan we uit van de uitgangspositie.

INDELING VAN DE SLAGEN
In het kort enkele algemene opmerkingen.

Aanvallende slagen
Deze slagen kenmerken zich door het feit dat de vertrekkende bal topspin bezit. Bij de biomechanische aspecten (C) kan onder de voorwaarden vermeld worden dat de lichaamhouding in de uitgangspositie dieper is dan bij verdedigende slagen: je staat meer door de knieën.

Blokslagen
Deze slagen kenmerken zich door het vroeg tegenhouden van aanvallende slagen, waarbij de vertrekkende bal weinig spin verkrijgt. Dat kan topspin of backspin zijn. Een enkele maal geen spin.

Verdedigende slagen
Deze slagen kenmerken zich door het feit dat de vertrekkende bal backspin bezit. Bij de biomechanische aspecten (C) kan onder de voorwaarden vermeld worden dat de lichaamshouding in de uitgangspositie hoger is dan bij aanvallende slagen: je staat minder door de knieën.

SCHEMABESCHRIJVING VAN DE SLAGEN
Om een slag te kunnen beschrijven wordt er een bewegingsanalyse gemaakt. Binnen een bewegingsanalyse is zowel de mechanica als de biomechanica (kinesiologie) van belang. Hieronder geven we aan hoe de opbouw van de beschrijving van een slag er uitziet.

De slag
Hierbij wordt aangegeven op welke soort van toegespeelde bal de slag wordt toegepast. Bijvoorbeeld op backspin, kort of lang, e.d..

A. Doel van de slag. 
Wat we met de slag willen bereiken. Bijvoorbeeld scoren of voorbereiden tot scoren.

B. Mechanische aspecten

B.1. De gewenste mechanische eigenschappen van de vertrekkende bal:

  • snelheid: grootte en richting
  • spin: aard en hoeveelheid

Deze twee eigenschappen bepalen volledig de baan van de bal.
B.2. De soort spin van de aankomende bal
B.3. Het moment van raken. Het raken van de bal voor (vhp), op (ohp) of na (nhp).
B.4. De batsnelheid, richting en grootte.
B.5. Batstand op het moment van raken.

 

C. Biomechanische (kinesiologische) aspecten

C.1 De voorwaarden om tot de gewenste batsnelheid te komen.

  • Over de batgreep wordt in dit verband niet meer gesproken.
  • Over de lichaamshouding af en toe.
  • Over de voetenstand altijd.

C.2. De vorm van de beweging: beschrijving.
C.3. De factoren die de batsnelheid bepalen.
C.3.1. Polsbewegingen
C.3.2. Onderarmbewegingen
C.3.3. Bovenarmbewegingen
C.3.4. Bewegingen om de wervelkolom
C.3.5. Bewegingen om de linkerheup
C.3.6. Bewegingen in de knie
C.3.7. Voetbewegingen

 

D. Aanwijzingen
Getracht wordt voor beginners aanwijzingen te geven die een grove uitvoering van die bepaalde slag bewerkstelligen. Gekozen is voor drie aanwijzingen omdat meer in eerste instantie toch niet onthouden wordt. Het is duidelijk dat andere trainers wellicht een andere keuze maken. Daarnaast zal worden getracht om eventuele correctietips te geven bij veel voorkomende fouten. Steeds zullen we ook de lezers vragen om tips aan ons door te sturen. Deze zullen ook door ons met toenaam worden geplaatst. De hier beschreven aanwijzingen en tips zijn een weerslag van de ervaringen van de samenstellers en dus niet zaligmakend.

TERUGKOPPELING
In het cursusboek ‘Tafeltennis, Leerplan deel 1’ wordt er onderscheid gemaakt in een voorbereidingsfase, slagfase en eindfase. In de voorbereidingsfase gaat de speler naar de uitgangspositie van de gekozen slag. Dat wil zeggen: hij neemt door effectief voetenwerk een plaats achter tafel in; hij zet zijn voeten in de juiste stand en brengt zijn lichaam in de juiste uitgangshouding. In de slagfase voert de speler vanuit de aangenomen houding de slag uit door middel van een aantal lichaams- arm- en polsbewegingen. Hij houdt hierbij rekening met het moment van raken en de stand van het bat op dat moment. In de eindfase loopt de beweging door en gaat over in de oriëntatie- en overgangsfase voor een efficiënte overgang naar de volgende beoogde slag.

De door ons behandelde benaderingswijze is niet strijdig met deze omschrijving. De voorbereidingsfase kunnen we scharen onder de voorwaarden voor een juiste batstand en batsnelheid en de uitgangspositie. De batsnelheid – tot stand gekomen door de verschillende bewegingen (lichaam,arm en pols) – het moment van raken en de batstand op dat moment bepalen in de slagfase de spin en de snelheid van de vertrekkende bal. In onze benaderingswijze wordt de totstandkoming van de batsnelheid preciezer uitgewerkt. De eindfase is niet exact gedefinieerd. Essentieel is dat de speler zo snel mogelijk en zo ontspannen mogelijk weer in de uitgangspositie voor de volgende slag komt.

FOREHAND TOPSPINOPENING
Deze wordt toegepast op backspinballen die niet te kort zijn, dat wil zeggen dat de aankomende bal hooguit één keer op tafel stuit.

A. Doel
De forehand topspinopening heeft als hoofddoel het voorbereiden voor het maken van een punt. Niettemin kan door middel van plaatsing, effect en snelheid ook direct worden gescoord.

B. Mechanische aspecten
B.1. De gewenste eigenschappen van de vertrekkende bal. 
1. Snelheid: matig tot veel snelheid, naar boven en naar voren gericht;
2. Spin: weinig tot veel topspin.

B.2. De soort spin van de aankomende bal.
1. Backspin.

B.3. Het moment van raken
In het algemeen na het hoogste punt; maar bij gevorderden is ook in of voor het hoogste punt mogelijk. Dus:
– Bij beginners: na het hoogste punt;
– Bij gevorderde en toppers: voor, op of na het hoogste punt.

B.4. De batsnelheid
1. Richting: voornamelijk naar boven gericht: de verticale component is groter dan de horizontale.
2. Snelheid: matig tot veel snelheid;

B.5. De batstand op het moment van raken
Licht voorover geheld, afhankelijk van de spin van de aankomende bal en het moment van raken; varieert in het algemeen tussen een verticaal bat en een 45o gesloten bat.

C. Biomechanische aspecten
C.1. Voorwaarden om tot de gewenste batsnelheid te komen

  1. Voetenstand: de linkervoet recht naar voren, rechtervoet een klein beetje naar buiten gericht en iets verder van de tafel verwijderd.
  2. Lichaamshouding: nvt

 

C.2. De beschrijving van de vorm van de beweging
C.2.1. Het begin van de slag.
Het bat is onder tafelhoogte, onderarm ontspannen naar beneden laten  hangen, rechts naast het rechterbeen, evenwijdig aan de tafel. De batstand vrijwel verticaal of iets gesloten.
C.2.2. De beweging van de slag.
Het is ronde beweging, naar boven en naar voren. Het bat sluit zich. De mate (0 tot 45º) hiervan is afhankelijk van de aangespeelde bal. 
C.2.3. Het eind van de slag
Ongeveer 50 cm boven tafelhoogte. In ieder geval niet boven hoofd/schouderhoogte. De batstand  is iets meer gesloten dan op het moment van raken (tussen 30o – 60o  gesloten)

C.3. De factoren die de batsnelheid bepalen
C.3.1. Polsbeweging

  • bij beginners: geen tot een lichte beweging;
  • bij gevorderden: een beweging naar de duim toe (radiaal abductie of deviatie);
  • voor sturing naar de backhandhoek: een beweging naar de rug van de hand (dorsaal flexie);
  • voor sturing naar de forehandhoek: een beweging naar de palm van de hand (palmair flexie).

C.3.2. Onderarmbeweging:

  • een buiging van de onderarm naar boven (flexie);
  • een licht kantelen van het bat naar dicht (pronatie).

 

Korte toelichting op het kantelen
Het bat sluit zich lichtelijk zie C2.3: Dat kan alleen maar door een pronatie in de onderarm: draaiingsas is gelegen in de onderarm. Als het bat in het verlengde van de onderarm vastgehouden wordt, hetgeen normaal is, heeft deze beweging geen invloed op de batsnelheid omdat de straal 0 is. Bij een forehandgrip ligt het raakpunt op het bat buiten de draaiingsas en heeft pronatie wel invloed op de batsnelheid. Bij fh-flip van belang.

C.3.3. Bovenarmbeweging:

  • een lichte draaiing naar binnen van de bovenarm om zijn eigen lengteas (endorotatie);
  • een beweging van de bovenarm naar boven (abductie);
  • een lichte beweging  naar voren (anteflexie of horizontale flexie);

C.3.4. Draaiing om de wervelkolom:

  • rechterschouder draait iets mee naar voren (rotatie naar links).

C.3.5. Draaiing om de linkerheup:

  • rechterheup draait flink mee naar voren (rotatie naar links).

C.3.6. Beweging in de knieën:

  • de knieën strekken zich (extensie), maar blijven in de eindstand enigszins gebogen (om snel de positie in te kunnen nemen voor de volgende slag): rechterknie sterkt zich enigszins meer dan linkerknie, omdat je tegelijkertijd ook naar voren beweegt.

C.3.7. Voetbeweging:

  • rechtervoet draait gelijkmatig met rechterheup mee naar voren, omdat het gewicht zich naar de voorste voet verplaatst;
  • linkervoet blijft voor.

 

In de bijlage tref je een videoanalyse aan van de forehand topspinopening techniek van twee kampioenen.

D. Aanwijzingen en tips
Hieronder enkele aanwijzingen en tips voor het aanleren en corrigeren

* Drie tips voor het aanleren van de grove beweging.
Wijs de beginners er op dat:

  1. het bat begint ter hoogte van de knie;
  2. het bat vrijwel verticaal is bij het begin;
  3. er een ronde beweging tot aan je voorhoofd wordt gemaakt (dus niet voor de borst of boven het hoofd uit).

* Tips bij het aanleren en corrigeren

Bij het toepassen van de tips hier met mate mee omgaan. Er moet daarna steeds een transfer gemaakt worden naar de werkelijke beweging. Met andere woorden altijd nog even oefenen zonder de specifieke correctiemethode toe te passen.

  1. Een beter beeld van de slag bewerkstelligen. Laat eerst de slag in schaduwbeweging uitoefenen: ook met gesloten ogen.
  2. Vorm van de beweging en moment van raken. Bijv. elleboog gaat te veel omhoog tijdens de slagbeweging.Neem het batje in twee handen vast (tweehandige forehand) en maak de slagbeweging, zowel in schaduw als op een toegespeelde bal.
  3. Verkramping of vrije arm wordt naar voren gebracht tijdens de slag.Laat de speler in de niet-speelhand een opgerold velletje papier vasthouden. Hierdoor ontstaat ontspanning en de vrije arm wordt niet naar voren gebracht.
  4. De vrije arm maakt een tegengestelde beweging aan de slagbeweging: beweegt naar het bat toe.Vrije hand op de rug houden.
  5. De beweging komt hoofdzakelijk voort uit de bovenarm (schouder).Houdt met vrije hand de bovenarm vast. Leren bewegen met onderarm: gevoel verkrijgen over het bewegen van de onder- en bovenarm. Zie ook opmerking bij C3.1. Bal aanspelen door trainer: speler mag de bal alleen spelen door middel van de polsbeweging. Daarna een iets langere beweging laten maken met onderarm. Eerste impuls van slagbeweging: begin pols- en onderarmbeweging laten ervaren.
  6. Hulpmiddelen: wiel aan de tafel bevestigd en een hoepel. Ervaren van de slagbeweging. Met een oud batje het wiel/hoepel door het dun te raken laten draaien.

OPROEP   OPROEP
We vragen lezers om ons tips te sturen over het aanleren en corrigeren van een slag. Deze worden met toenaam in de volgende VISIE geplaatst. Het gaat om de reeds hier behandelende slag (FOREHAND TOPSPINOPENING) en over de volgende slagen die we zullen presenteren: BACKHAND CONTRA en FOREHANDSMASH.
De tips kun je doen toekomen aan Theo Rieken: e-mail t.rieken@chello.nl
Bij voorbaar dank.

Bijlage
In deze bijlage vind je twee analyses van topspelers. Beoordeel zelf en zie hoe je door middel van beelden zo’n technische analyse kunt maken. Realiseer je wel dat het een momentopname is: een andere opening zou een ander beeld kunnen geven.

De film waarvan onderstaande afbeeldingen zijn weergegeven, geeft 25 beelden per seconde. De afgebeelde foto’s zijn drie of vier beelden na elkaar. Dus de tijd tussen het ene en het volgende beeld bedraagt 0.12 of 0,16 seconde.  

ANALYSE VAN DE FOREHAND TOPSPINOPENING VAN TIMO BOLL, DUITSLAND, OP DE EK VAN 2001. 
Begin van de slag: 0 sec. Vlak voor het raken: 0,12 sec. Eind van de beweging: 0,24 sec.

Moment van raken:
* na het hoogste punt
Voetenstand:
* vaak staat hij links(!!) voor, nu vrijwel parallel.
Pols:
* naar boven bewegend tijdens het raken, vermoedelijk ca. 30 graden (radiaal abductie; radial deviation)
Onderarm:
* buigt hooguit circa 20 graden. (flexie);
* heel weinig naar binnen kantelen (pronatie)
Bovenarm:
* een beweging naar voren,  circa 40 graden (anteflexie, horizontal flexion)
* een beweging naar boven, circa 120 graden (abductie)
* heel weinig naar binnen draaien (endorotatie)
Wervelkolom: 
* Draaiing naar rechts van zeker 70 graden
Rechterheup:
* Geen draaiing naar rechts
Knieën:
* Geen strekking van de knieën (extensie)

De maximale batsnelheid bereikt Timo Böll in ca. 0,1 sec, waarbij de grootste bijdrage door de bovenarm geleverd wordt. De bijdrage van de polsbeweging is niet goed te beoordelen. 
 
 

Analyse van de forehand topspinopening van Vladimir Samsonov, Wit-Rusland, op de EK van 2001.
Begin van de slag: 0 sec.  Vlak voor het raken: 0,12 sec. Eind van de beweging: 0,28 sec.

Moment van raken:
* na het hoogste punt
Voetenstand:
* links voor
Pols:
* naar boven bewegend tijdens het raken, ca. 20 graden (radiaal abductie; radial deviation)
Onderarm:
* buigt vrijwel niet.
* heel weinig naar binnen kantelen (pronatie)
Bovenarm:
* een beweging naar voren,  circa 70 graden (anteflexie, horizontal flexion)
* een beweging naar boven, circa 120 graden (abductie)
* een beetje naar binnen draaien (endorotatie)
Wervelkolom: 
* draaiing naar links van circa 60 graden
Linkerheup:
* draaiing naar links, circa 45 graden
Knieën:
* strekking van de knieën, circa 10 cm (extensie)

Samsonov haalt duidelijk meer batsnelheid dan Böll met behulp van zijn rompbeweging.